Mede doordat ik me de afgelopen periode heb bezig gehouden met de vraag hoe
je het schaakspel aan jonge kinderen kunt uitleggen, heb ik me opnieuw
verwonderd over het schaakbord. Het ziet er zo eenvoudig uit met zijn 64
vakjes, maar oh, wat zit er veel diepte in. Acht maal acht vakjes, acht is
het getal van de hemel, maar als je een 8 op zijn kant legt (∞) krijg je het
symbool van de eeuwigheid. Dat is natuurlijk niet voor niets. Bekend is het
verhaal van de vorst die de uitvinder van het schaakspel wilde belonen. Toen
hij vroeg wat de man wilde zei die:’ Op het eerste vakje één graankorrel, op
het tweede vakje 2 graankorrels, op het derde vakje 4 graankorrels , op het
vierde vakje 8 graankorrels enzovoort tot het 64e vakje. De vorst moest
lachen om de bescheidenheid van de uitvinder van het schaakspel en dacht dat
hij niet meer dan een handvol rijst hoefde te betalen. Totdat hij liet
uitrekenen om hoeveel rijst het uiteindelijk ging. Het ging om
18.446.744.073.709.551.615 korrels (2⁶⁴-1) Iemand heeft uitgerekend dat je
hiermee Nederland en België met een meters dikke laag rijst kunt bedekken.
Wonderlijk.
Ons schaakbord kent 32 witte en 32 zwarte velden, maar dit is pas sinds het
jaar 1000. Daarvoor hadden alle vakken dezelfde kleur. Wel omrand
natuurlijk, anders wordt het wel een heel bizar, ongestructureerd spel lijkt
me
Nu komt het schaakbord vooral tot zijn recht als er schaakstukken over
voortbewegen. En terwijl ik bezig was met de loop van het paard zag ik het
volgende:
Ogenschijnlijk staat het witte paard vlakbij b3 en staat het zwarte paard
ver verwijderd van f3. Echter het paard dat op b2 staat doet er net zo lang
over om naar b3 te gaan als het zwarte paard op a7 er over doet om naar f3
te gaan, namelijk 3 zetten. Misschien vanzelfsprekend voor u, ik vond het
toch weer opmerkelijk om te zien. Afstanden op het schaakbord zijn niet
altijd wat ze lijken. Er is een soort optisch bedrog lijkt het wel. Hier is
ook een heel mooi voorbeeld van, dat laat ik u nu zien. Het is een bekende
studie van Reti uit 1921 en gaat over de gang van de koning. Zet een bord op
en speel mee zou ik zeggen, dit is absoluut ter lering ende vermaeck.
De opgave luidt: Wit speelt en maakt remise. Op het eerste gezicht staat wit
verloren. Hij kan de zwarte pion niet inhalen en is ook nooit op tijd met
zijn witte pion, gezien de positie van de zwarte koning. 1.Kh7 Kb6 2.Kh6 h4
werkt niet en ook 1.c7 Kb7 gaat niet werken. Wat dan wel? Let op 1.Kg7!
Zwart kan 2 dingen doen. A) hij kan met de pion gaan lopen en B) hij kan
naar de witte pion toe. Poging A 1…h4 2.Kf6! h3 3.Ke7 aha kijk, wit laat
zwart promoveren, maar gaat zelf ook promoveren. 3…Kb6 4.Kd7 h3 5.c7 h1D
6.c8D en het wordt remise. Ok dat moet anders. Poging B: Als ik na 1.Kg7! nu
1…Kb6 speel? Dan gaat het als volgt verder. 2.Kf6 h4 (op 2…Kxc6 wint wit de
zwarte pion met 3.Kg5) 3.Ke5!! Kxc6 ( op 3…h3 volgt weer 4.Kd6 h2 5.c7 en ze
halen allebei een dame en het wordt remise) 4.Ke4 (of 4.Kf4) h3 5.Kf3 h2
6.Kg2 en het is remise. Het wonderlijke is dat de weg Kg7, f6, e5, e4, f3,
g2, h1 net zo lang is als de weg Kh7, h6, h5, h4, h3, h2, h1, namelijk 7
stappen.
Ogenschijnlijk is de rode route korter, maar hij is dus net zo lang als de
groene route.
Zo kunnen we wonderlijke avonturen beleven op het schaakbord. Hierbij wil ik
overigens wel opmerken dat ik dat bij voorkeur doe op houten borden en niet
op die “plastieken opvouwgevallen met bulten” waar we nu op spelen, maar dat
is een ander verhaal, dat zeker nog verteld gaat worden.