Het was een flinke wandeling, van Lochem terug naar Doetinchem. Vooral omdat
ik van top tot teen onder de pek met veren zat, dat loopt niet zo lekker.
Regelmatig struikelde ik, omdat mijn broekspijpen aan elkaar vast plakten.
Ook pijnlijk was het moment dat mijn teamgenoten luid toeterend voorbij
reden, maar ik begreep het wel. Ik had een zekere overwinning en uitzicht op
het kampioenschap om zeep geholpen. Niet door gewoon een partij te
verliezen, want dat kan de beste overkomen, maar door een zeldzaam geval van
schaakblindheid. Het woord blunder is hier zelfs nog een eufemisme. In
onderstaande stelling besloot ik met mijn Dame de Loper op c5 te slaan.
Ik had totaal over het hoofd gezien dat de Dame op h5 de Loper dekte. Toen
ik deze stelling vanmorgen in groep 3 liet zien, waar ik schaakles geef en
vroeg:’ mag de Dame de Loper op c5 slaan?’, riepen twaalf 6-jarige blagen in
koor ‘Nee, want die staat gedekt door de Dame!’ Wat zij allemaal zagen, zag
ik gisteravond dus niet. Ik heb er ook geen echte verklaring voor. Ik had
nog voldoende tijd op de klok, speelde vol zelfvertrouwen ( stond 2 pionnen
voor, de Teamcaptain had het punt al geteld) en voelde me uitgerust. Het
enige dat ik kan bedenken zijn die 2 glazen rode wijn bij het avondeten. Dat
was misschien toch niet zo verstandig. Ik neem me dan bij deze ook voor om
op de dag van een wedstrijd geen alcohol meer te nuttigen.
Nu blundert iedereen wel eens, laat iets instaan of ziet een mat wending
over het hoofd, maar zo’n gevalletje schaakblind is toch wel zeldzaam.
‘Zoiets zou mij nooit overkomen’, hoor ik u zeggen, maar kennelijk komt toch
voor. Beroemd is het geval van schaakblindheid dat Petrosian overkwam in het
kandidatentoernooi van 1956.
Petrosian ( met wit) speelde zijn Paard hier naar g5 en gaf op toen
Bronstein zijn Dame op d6 sloeg. Had hij niet gezien. Daarna heeft het dus
60 jaar geduurd voor er weer een geval van schaakblindheid was van zo’n
formaat, dat u het even weet.