ONVERGETELIJKE PARTIJEN

door Roel Evertse

Ooit belde een man mij in mijn hoedanigheid van psychotherapeut op met de vraag of ik hypnose kon toepassen. Ik legde hem uit dat ik over deze vraag en de achtergrond ervan graag een keer met hem van gedachten wou wisselen en ongeveer een week later vond een gesprek plaats. Hij vertelde me dat hij zich een aantal keren had overgegeven aan een niet alledaags soort seksuele handelingen, waarvoor hij zich nu zeer schaamde. Nu ben ik op dat gebied het een en ander gewend, maar deze handelingen vielen toch wel in de categorie “tjonge, kan het ook zo?” en waren zeker niet geschikt als gespreksonderwerp op bruiloften en partijen. Hij vroeg me of het mogelijk was door middel van hypnose zijn geheugen voor de gepleegde seksuele activiteiten te “wissen”. Groot was aanvankelijk zijn teleurstelling toen ik hem uitlegde dat daarvan geen sprake kon zijn, maar dat ik hem mogelijk wel kon helpen met het in het reine komen met het gebeurde, hetgeen inderdaad zo is geschied.
Ik moet nog wel eens aan deze geschiedenis denken wanneer er bij voorkeur na afloop van dramatische teamwedstrijden sterke verhalen worden uitgewisseld over heroïsche overwinningen en blamerende nederlagen. Nu zal het wel een kwestie van persoonlijkheid zijn welk soort partijen het langst in het geheugen meegaan. Laat ik zeggen dat het bij mij vrij eerlijk verdeeld is: ik zal u ooit nog wel eens berichten over mooie momenten in mijn schaakleven, maar eerst maar eens de duistere kant, dan hebben we dat maar gehad. Het gaat met recht over onvergetelijke partijen, die ik het liefst volledig zou wegsnijden uit mijn geheugen, maar dat lukt dus niet en of ik ermee in het reine ben? Nee, daarvoor is het allemaal te erg. Nu is verliezen natuurlijk nooit echt leuk, maar je hebt verliezen en verliezen. Het minst erg is verliezen, omdat je tegenstander nu eenmaal beter speelt dan jij. Erger is het, wanneer dat duidelijk niet het geval is. Vreselijk wordt het, wanneer je dan ook nog tegen iemand speelt die een naar karakter heeft. Het summum bereikt men dan, indien je een punt een tweede keer moet zien te behalen.
Op 16 februari 1982 waren deze ingrediënten alle aanwezig. Dat zat zo. Mijn tegenstander, van wie ik de naam met de mantel der liefde zal bedekken, laten we hem voor het gemak Heer Oeps noemen, was wat laat: een uur en twee minuten na de aftrap. Punt, zou je zeggen. Dat had ik ook kunnen krijgen, ware het niet dat de wedstrijdleider mij verzocht en Heer Oeps eiste, dat ik toch zou spelen. Nu had ik een jaartje eerder vrij gemakkelijk van hem gewonnen en, zo bedacht ik me, een reglementair punt levert me geen Elo-winst op, een echt punt wel, dus ik had de “goedheid” om alsnog achter het bord plaats te nemen. Ik vergat dus nog het cruciale “erg-criterium” te vermelden: op je bek gaan na misplaatste superioriteitsgevoelens. Zie en huiver.

Wit: Roel Evertse
Zwart: Heer Oeps
Open Kampioenschap Volmac Rotterdam, 1982


1. d2-d4     Pg8-f6
Eigenlijk was het hier al grondig mis: van die ziekmakende gedachten als: ”Stel je voor dat ik niet win!”
2. c2-c4     e7-e6
3. g2-g3     c7-c5
4. Pg1-f3     c5xd4
5. Pf3xd4     d7-d5
6. Lf1-g2     e6-e5
Normaal word ik niet heet of koud van deze stelling. De kansen zijn na 7.Pd4-f3 ongeveer in evenwicht. Waarom ik dat niet speelde? Waarschijnlijk wist ik reeds dat het niet goed zou aflopen: ”Stel je voor dat ik verlies!”
7. Pd4-b3?!     d5-d4
8. 0-0     Pb8-c6
9. e2-e3     Lc8-g4
10.f2-f3     Lg4-e6
11.e3xd4     e5xd4
12.Tf1-e1     Lf8-b4

Tot hier is het allemaal wel eens eerder gespeeld. Zwart staat wat gemakkelijker, maar na wits verschrikkelijke volgende zet opeens heel goed.
13.Pb3-d2?     a7-a5
14.b2-b3     d4-d3
Het gevoel van eigenwalg dat me hier bekroop herinner ik me nog als de dag van gisteren. Het prettige van een tegenstander als Heer Oeps is dan dat hij in zulke gevallen altijd achter je staat, letterlijk dan, en zelfs pal achter je. Als je goed luistert - en uiteraard neem je daarvoor ruimschoots de tijd - kun je hem zachtjes horen snuiven. Ik zwijg nog maar over de menselijke warmte in de vorm van vochtige ademdamp in de nekstreek.
15.Lc1-b2     Pc6-d4! (Plop)
16.Pb1-c3     Pd4-c2 (Plop)
17.Kg1-h1     Pc2xe1 (Plop)
Ziezo, die kan je maar kwijt zijn; dat is een hele zorg minder!

18.Dd1xe1     0-0
19.a2-a3     Lb4-c5
20.Pc3-b5
Met als enige bedoeling ook maar eens de middellijn te overschrijden.
20. Tf8-e8
21.De1-e5     Le6-h3
22.De5xc5     Lh3xg2
23.Kh1xg2     Te8-e2+
24.Kg2-g1     Te2xd2

25.Lb2-c3     Td2-e2
26.Ta1-d1     Dd8-d7
27.g3-g4?
Veel beter is 27.Pd4 en wit mag nog een beetje hopen. Nu raakt de beker snel leeg. 27. Ta8-e8

28.Dc5-g5     h7-h6
29.Dg5-f4     Pf6-h7
30.Pb5-d6     Ph7-g5
Dat dreigt dus Ph3+, zoveel ziet zo’n Evertse heus nog wel! Een fantastische apotheose!

31.Df4-d4??     Pg5xf3+
“Ober, één touw!”

 

Slechte herinnering (2)

Een ander dramatisch hoogtepunt in mijn carrière wil ik u evenmin onthouden.
Ik heb, voordat ik lid werd van Doetinchem, 12 jaar voor Messemaker in Gouda en 27 jaar voor DD in Den Haag gespeeld. In die periode is er slechts één onderbreking geweest voor een partijtje met Nieuwendam. Ik studeerde in 1971 in Amsterdam, kwam af en toe vluggeren bij Nieuwendam, dat in de Promotieklasse speelde en in degradatienood verkeerde. U begrijpt het al: ik zou Nieuwendam voor de ondergang behoeden, men had speciaal voor mij dispensatie aangevraagd: het Prof. Akkermans-syndroom avant la lettre! Een fantastisch scenario ontrolde zich tijdens de wedstrijd: laat in de avond stond het gelijk met slechts mijn partij nog gaande. Ik stond huizenhoog gewonnen, mijn teamgenoten en vele supporters dromden samen rond mijn bord. Ik voelde me een held en zag mezelf al op de schouders genomen worden, terwijl een uitzinnige menigte mijn naam zou scanderen…
Ik had mijn 30e zet gedaan - tijdcontrole gehaald, meende ik - en zat breeduit en met de quasi-onverschillige blik van de echte professional te genieten van alle aandacht, van mijzelf en mijn stelling, toen een teamgenoot mij erop attendeerde dat ik 35 zetten moest uitvoeren voor de tijdcontrole. Toen ging er iets mis…


Wit: B. Hartjes
Zwart: R. Evertse
Amsterdam, maart 1971


Stelling na de 31e zet van wit:

Hier speelde ik inderdaad het afgrondelijke 31. …, Tf7-f8 in plaats van 31. …,Kg8-g7, waarna zwart op zijn sloffen wint. Na nog een paar geheel overbodige zetten heb ik stilletjes het pand verlaten en nooit, nee nooit ben ik weer bij Nieuwendam geweest. Het mij toegezonden clubblaadje heb ik ongelezen weggegooid. Schaamte kan onverdraaglijk zijn.

Met zulke herinneringen is het toch slecht leven? Doe mij maar een seksuele afwijking, wel een prettige als het mag.

Roel Evertse