|

(25)
door Niels van der Mark
De schoonheid van het pat
Ik wil het eens gaan hebben over de schoonheid van het
pat. Oftewel posities waarin je niet schaak staat, maar toch niet meer een
zet kunt doen. In de oudheid werd dat als schoonheid gewaardeerd en kreeg
degene die pat kwam te staan het volle punt. Later is besloten dat het bij
pat tot een puntendeling komt. Ik heb het idee dat het in de praktijk van
het wedstrijdschaak niet zo heel vaak voorkomt. Daarentegen bij de het jeugdschaken zie ik het aan de lopende band. Een eindspel met Koning en Dame
tegen een Koning alleen eindigt bijna altijd in pat, zoals in onderstaande
stelling en zelden in mat (zwart is hier aan zet).

En ook als een kind veel sterker is dan zijn
tegenstander, dan eindigt het regelmatig in pat. Hij snoept dan namelijk
alle stukken op (materiaal vinden kinderen belangrijker dan mat) om het
vervolgens pat te laten worden. Ook tijdens het schoolschaaktoernooi begin
juli zag ik dat een paar keer. Van één van die stellingen heb ik dan ook
maar een foto genomen (wit aan zet).

In de volwassen praktijk kom je het dus minder tegen.
Wel in studies, maar minder in de wedstrijdpraktijk. Dat dacht ik tenminste.
In mijn megadatabase vond ik echter ruim 4000 partijen die eindigde in pat.
Een bekend voorbeeld dat ik tegenkwam is de 5e matchpartij
tussen Korchnoi en Karpov in 1978. De heren waren in een koude oorlog met
elkaar geraakt en weigerden met elkaar te spreken. Dat betekende ook dat in
een remisestelling geen van beide remise wilde aanbieden en zo werd er in
een potremisestelling van de 5e partij doorgespeeld tot de 124e
zet waar Korchnoi met 124.Lg7 de partij met pat liet eindigen.
 Bijzonder was het slot van de partij tussen ene Brinkman en John in 1921.

Wit staat hier verloren. Hij kan weinig doen tegen de
matdreigingen van zwart. Toch zag hij nog iets wat de moeite van het
proberen waard was, nl 38.Te8+ Op 38..Kxe8 (Kf7 was beter)
volgde 29.Db8+ Dxb8 pat.
Ook het vermelden waard is een stelling die ik tegen
kwam in het zeer vermakelijke boek: The Joys of Chess van Christian Hesse.
(Echt een aanrader dat boek!)

In deze stelling is wit aan zet. Wat hij echter ook
doet, ondanks zijn materiële voorsprong kan hij pat niet voorkomen. Heel
bijzonder.
Tenslotte ga ik toch maar met een studie eindigen, ook
uit het vermakelijke boek van Christian Hesse. Niet om zelf uit te vogelen,
tenzij je dat graag doet, maar om na te spelen. Het is een studie van Kubbe
uit 1921 en de opgave luidt: wit speelt en maakt remise.
Zwart staat ogenschijnlijk beter (een Dame voor Toren
en pion). De oplossing is: 1.Pd4!! een zet die mijn computer in 1e
instantie niet eens kan vinden. Wit dreigt zijn Toren op e6 te zetten. Op
het logische 1…Lxd4 volgt 2.Ta3+ Kb7 3.Tb3 met remise, dus speelt zwart
1…Dxd4 ook nu volgt ook 2.Ta3+ Kb5 3.Tb3+ Kc5 4.Tc3+ Kd5 en nu
komt het mooie 5.Td3!! Na 5…Dxd3 is het pat. Nu had zwart op
1.Pd4 ook 1…Dd8 kunnen spelen. Dan volgt echter 2.Ta3+ Kb7 3.Tb3 Kc8 4.Tb8+!
Kxb8 5.Pc6+met remise. Wonderschoon, niet waar?
Tot zover mijn beschouwing over het pat. Ik hoop dat
het ter lering ende vermaeck was.
|
|